Henk en zijn vrienden

Oprichters de Club de Tien


Auguste Legras
1864-1915, oprichter en president
Woonde Torenlaan 5 Blaricum, later Legrasweg 2 Laren
meer

geboren in Amsterdam. Hij groeide op in een gezin met vier kinderen. Zijn ouders waren Auguste Willem Lodewijk Hendrik (1819-?), kantoorbediende, en Johanna Theodora Bolender (1840-1912).2 Le Gras had een moeilijke jeugd en moest – waarschijnlijk door het overlijden van zijn vader – op jonge leeftijd al de kost voor het gehele gezin verdienen. In de avonden ging hij vanaf 1879 naar de Rijksacademie van Beeldende Kunsten te Amsterdam en kreeg daar les van onder anderen Auguste Allebé (1838-1927) en Rudolf Stang (1831-1927). Hij verdiende geld door les te geven voor 25 cent per uur en portretten te schilderen naar foto’s. Van 1882 tot 1888 werkte hij in Artis waar hij tekeningen van dieren maakte en deze vervolgens verkocht. Gerardus Frederik Westerman, de toenmalige directeur van Artis, was onder de indruk van zijn tekeningen en bood hem een atelier aan in het park. Le Gras kon op deze manier ongestoord de dieren observeren en maakte hier onder andere in 1886 Kamelen, een ets die meteen door het Rijksmuseum werd aangeschaft en in 1888 Onderwaterwereld, een bassin van het Aquarium van Artis.

In 1899 huwde hij Pierrette Frédérique Smits (1875-1925) en het stel vestigde zich eind 1900 in het Gooi.7 Vijf jaar later trok hij met zijn gezin, inmiddels uitgebreid met een grote verzameling Afghaanse windhonden (Sloeqi’s) en vijf kinderen, naar Laren waar hij een villa liet bouwen vernoemd naar de heilige Sint Lucas, patroonheilige van de schilder- en beeldhouwkunst. Hij was een geliefd figuur in deze kunstenaarskolonie, zowel op artistiek als op sociaal vlak. Hij had een warm en goedhartig karakter en schroomde bijvoorbeeld niet om zich uit te dossen als Sinterklaas tijdens de jaarlijkse viering in Hotel Hamdorff. Hij was lid van de kunstenaarsverenigingen Arti et Amicitiae en Sint Lucas, van de laatste van 1890 tot eind 1891 ook voorzitter en tweede voorzitter in 1897. Samen met negen andere Gooise kunstenaars richtte hij in 1903 de kunstenaarsvereniging De Tien op, met als doel tentoonstellingen in Nederland te organiseren met werk van de leden om een grotere bekendheid te krijgen. Zijn werk kenmerkte zich voornamelijk door Noord-Afrikaanse stadsgezichten en landschappen en afbeeldingen van dieren. August Le Gras overleed op 1 november 1915 na een kort maar zwaar ziekbed. Bron (zie de bron voor foto’s)

[collapse]

Franz Deutman
1867-1915, secretaris
woonde Eemnesserweg 19 te Blaricum
meer

geboren in Zwolle. Na 1891 verbleef hij in Amsterdam waar hij ernstig te kampen had met financiele problemen. Om die redenen vatte hij voor een jaar het vak van zijn vader op en werd fotograaf. In 1896 was hij er blijkbaar wat bovenop gekomen en huurde hij een atelier op de Rozengracht. Daar schilderde hij portretten maar ook figuren buiten of in interieurs. Het waren nogal matte, duistere en zwaarmoedige voorstellingen met trieste kinderen die zijn gedeprimeerde en weinig vrolijke aard duldelijk weerspiegelen.

De omgang met de Gooise schilders leek hem wat op te vrolijken want daar werd zijn palet beduidend lichter en zijn schilderstijl levendiger. Daar begon hij ook Larense interieurs te schilderen, maar ook daarin bleefeen trieste melancholie doorklinken. In laterejaren noodzaakten psychische moeilijkheden hem op zijn atelier te blijven werken waar hij toen een aantal bloemstillevens schilderde.

Later in 1903 vestigde hij zich in Laren in de voorkant van een boerderij. Zijn werk had een trieste ondertoon waarvan de reden waarschijnlijk zijn psychische moielijkheden waren. Hoewel technisch een verdienstelijk kunstenaar heeft hij met zijn werken nooit erg veel succes gehad. De laatste 3 jaren voor zijn overlijden woonde hij op het adres Eemnesserweg 19 te Blaricum het huis “Heide-Weide” waar diverse schilders en schrijvers hebben gewoond o.a. Victor van Friesland.

Hij overleed in Blaricum op 18 juli 1915 op achtenveertigjarige leeftijd. bron

[collapse]
Foto
Henk de Court Onderwater
1877-1905, penningmeester
Woonde aan het Zijpad 7, Laren,
Schreef zich op 5 juni 1903 in

Hendrik Jan Wolter
1873-1952, archivaris
woonde Torenlaan 53 villa ‘Blommenwijck’
meer


Geboren in Amsterdam. Hij groeide op in een relatief welvarend milieu. Zijn vader, Hendrik Jan senior, was civiel ingenieur en oprichter van de Firma H.J. Wolter, die gespecialiseerd was in het installeren van verwarmingssystemen. In 1885 verhuisde de familie naar Amersfoort, waar het bedrijf werd uitgebreid en nog altijd bestaat onder de naam Croonwolter&Dros.
In Amersfoort ontdekte Wolter zijn liefde voor beeldende kunst. Wolters leraar Duits Willem Nicolaas Coenen had, voorafgaande aan de carrière als docent, enkele jaren schilderlessen gevolgd aan de Rijksakademie in Amsterdam en gaf Wolter zijn eerste lessen tekenen en schilderen. 2 Op vrije middagen trokken zij er samen op uit om buiten te tekenen en te aquarelleren. Na het eindexamen begon hij op aandringen van zijn vader aan een militaire opleiding bij de infanterie in Haarlem. In brieven aan zijn moeder uitte hij zijn onvrede over deze keuze en vroeg hij om toestemming voor het volgen van een kunstopleiding. 4 Uiteindelijk zwichtte zijn vader, en in 1895 startte hij aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten te Antwerpen, tegelijk met onder anderen Simon Maris en Gerrit Gratama

Vroege carrière
Op de Koninklijke Academie kreeg hij een traditionele opleiding en leerde hij onder andere schilderen naar model. Na de afronding van zijn studie in 1899 keerde hij terug naar Nederland en vestigde zich in Leusden. Op de “Tentoonstelling van kunstwerken van levende meesters te Amsterdam” van dat jaar werd Wolters werk voor het eerst tentoongesteld. Zijn enige inzending, Oudemannenhuis (uitgaan), is helaas niet meer te traceren. 7 In 1901 nam Wolter voor het eerst deel aan een ledententoonstelling van Arti et Amicitiae. Drie jaar later, in 1904, ontving hij van Arti et Amicitiae de Willink van Collen Prijs.

In hetzelfde jaar trouwde Wolter op 31-jarige leeftijd met Popkolina (Koosje) van Hoorn. Samen vestigden zij zich in schildersdorp Laren (N-H). Hier schilderde Wolter voor het eerst zijn kenmerkende landschappen en stadsgezichten in heldere, voor die tijd moderne kleuren. In deze jaren exposeerde hij met de ‘Gooische Club De Tien’, een Larense kunstenaarsvereniging.  bron en bron

[collapse]

Lammert van der Tonge

1871-1937, lid
Oude Naarderweg 11, Laren
meer

geboren in Amsterdam. Hij is opgeleid aan de Koninklijke Academie in Amsterdam onder leiding van Prof. Allebé. Na zijn studietijd trok hij door Nederland en maakte vooral landschappen in Blaricum, Epe, Emmen en in Drente. Daarna verkreeg hij de Koninklijke subsidie en exposeerde zowel in binnen- en buitenland.

Op toevalstreffers ontdekte ik dat hij in 1903 in Laren aankwam, samenwoonde met Henk in Laren en dat hij met Henk een tocht naar Engeland ondernam. Hij trouwde op 7 sept. 1905.
Evenals zijn grote voorbeelden liet hij bij zijn atelier een compleet Larens stulpje bouwen, want de rommel, het lawaai, en het gebrek aan comfort in de Larense boerderijen hield hij al gauw voor gezien. Zijn beste interieurs, losgeschilderd en met een prachtige lichtval, benaderen die van Neuhuys en Kever. Door de verkoop aan het buitenland, met de Larensche Kunsthandel als intermediair, ging hij behoren tot de Larense schilderfabriek. Na het ter ziele gaan van de Kunsthandel, bleef Laren-Blaricum een vast afzetpunt. Door de beperktheid van zijn onderwerpen bleef hij interieurs schilderen.

Andere bron: Hij leefde van de hand in de tand maar toen hij in 1902 een koninklijke subsidie kreeg, waarmee hij zich dus wat beter kon bedruipen, vestigde hij zich in Laren. Hij leed niet bovenmatig aan zijn geldzorgen en verdiepte zich in het schilderen van romantische laantjes met mooie lichteffecten en oude boerderijen.

In 1923 werd hem opgedragen om voor het regeringsjubileum-album ” het uitgaan van de kerk in Staphorst ” te schilderen.

Later ging hij ook romantische boereninterieurs schilderen, mogelijk omdat hem dit aantrok maar misschien ook wel omdat deze pittoreske beelden toen bijzonder goed in de markt lagen. Hij deed dit door bij de boeren in hun huis te gaan schilderen wat een hele opgave voor hem was om temidden van rommel, spelende kinderen en weinig hygiënische toestanden te moeten werken. Op deze wijze maakte hij fraaie en gevoelige sfeerbeeldjes, die weliswaar niet de artistieke hoogte van de oude Larense meesters haalden, maar waar hij toch veel succes mee had.

[collapse]


André Broedelet
1873-1936, lid
meer

Geboren te Batavia (Jakarta). Hij was later leerling van de Haagse Academie v. Beeldende Kunst, de laatste jaren onder leiding van Frits Jansen. Na zijn Academie studeerde hij nog een jaar te Antwerpen. Hij woonde en werkte te Den Haag tot 1895, Antwerpen (één jaar), Hilversum tot 1901, Den Haag tot 1903. Tussen 1903 en 1908 werkte hij in Laren en daarna in Scheveningen

Van 1900- 1904 “pensionnaire” van Koningin Wilhelmina. Hij schilderde en aquarelleerde bloemen, stillevens, figuurstukken portretten enz. Zijn schilderijen zijn romantisch zoals kinderen met fluiten en verlichte ballons. Hij verkreeg in 1895 een zilveren legpenning voor schilderen “naaktmodel” van de Haagse Akademie en in 1904 de bronzen penning op de Universal Exposition Saint Louis (USA). Hij was lid van ‘Pulchri Studio’ in Den Haag en van ‘Arti et Amicitea’ te Amstedam. Bron

[collapse]

Jan Van Schooten
1870-1933, lid
Meer

in Deventer geboren, overleden te Hilversum.Hij werkte o.a. in Den Haag, Amsterdam en Hilversum
Jan Antonius van Schooten woonde aanvankelijk in Den Haag, maar verhuisde naar Amsterdam om een avondopleiding aan de Rijksacademie (1893-1896) en een opleiding tot tekenleraar aan de Rijksnormaalschool (1896-1898) te volgen. Daarna was hij werkzaam als tekeleraar. Zijn vrije oeuvre bestond voornamelijk uit knap opgezette landschappen, strandgezichten en havengezichten in impressionistische stijl. Bron rkd

[collapse]

Emanuel S. Van Beever
1876-1912, lid
Woonde Zijtak 24, Laren
meer


geboren te Antwerpen en verhuisde vlak daarna met zijn ouders naar Amsterdam.

Hij was als kind al in zichzelf gekeerd, maar toonde al vroeg een bijzondere tekenaanleg. Zijn ouders lieten hem daarom studeren aan de Quelliniusschool waar hij les kreeg van K.A.A.J.Boom en E. Frankfort. Hij was een moeilijke leerling die maar niet kon wennen aan de gebonden lesvorm. Botsingen bleven niet uit en als Jozef Israëls zich niet voor hem geinteresseerd had, zou zijn kunstenaarsloopbaan zeer zeker vroegtijdig schipbreuk geleden hebben. Israëls wist hem subsidie te bezoren waarmee hij kon gaan studeren aan de Rijksacademie te Amsterdam van 1894 tot 1897. Kort na 1900 vestigde hij zich in Blaricum en zijn ouders vertrokken naar Londen.

Hij behoorde tot de knappe Gooische schilders die een tragische levensweg hadden. Zijn jeugd wordt droevig en rijk aan ontberingen genoemd en voor een deel kan dit wel worden toegeschreven aan zijn nogal zwaarmoedige, moeilijke en egocentrische karakter. Drie jaar lang leidde hij een zorgelijk leven waarin hij studeerde en zijn geldelijke tekorten aanvulde door op feestjes of partijtjes viool te spelen.

Hij werkte toen ook wel samen met A.M. Broeckman op het atelier van A. Boom. Dit drietal had een grote bewondering voor meesters als Breitner, Maris en Israëls en het gevolg daarvan was, dat de werken van Beever uit die tijd eerder van navolging getuigden dan van een eigen stijl. Toen hij hoorde dat zijn ouders ziek waren ging hij naar Londen. Zij overleden daar en Van Beever keerde terug in een zeer depressieve toestand. Hij zocht rust, stilte en eenzaamheid en vestigde hij zich in Blaricum. Zijn financiële positie was zorgelijk en in de sobere behuizing werkte hij hard en kritisch om zijn stijl te verbeteren. Hij leefde daar geïsoleerd en eenzaam, vroeg niemand iets, ontving niemand en kwam bij niemand. Als de nood hoog steeg ging hij viool spelen om wat bij te verdienen. August Legras , die hem al van vroeger kende, had echter een redelijk contact met hem en moedigde hem aan. Evert Pieters leerde zijn werk kennen en heemt hem meermalen uit de moeilijkheden geholpen. Hoewel Beever meer zelfvertouwen had gekregen ging het slecht met de verkoop van zijn werken. Voor een besheiden prijsje kon hij weleens iets kwijt aan een ‘liefhebber’ die het dan ogenblikkelijk doorverkocht voor de driedubbele prijs.

In 1906 kwam zijn vriend Broeckman naar Laren en daarmee is hij altijd bevriend gebleven. Uiteindelijke valt Van Beever te rekenen tot de meest begaafde en gewetensvolle kunstenaars in het Gooi. Hij overleed op 20 juni 1912 op de nog jonge leeftijd van zesendertig jaar als een eenzame en wat tragische figuur onder de schilders.

Ter nagedachtenis is er in Laren een straat “Van Beeverlaan” naar hem genoemd.Bron

[collapse]

Johan G.C. Gebhard
1865-1927, lid
meer

Ik kon niet veel vinden, wel deze opmerking van H.M. Krabbé in Op de Hoogte, jan. 1905 over het Arabische dorp in feb. 1904 in Amsterdam:
[…] had ik moeten bedenken dat zonder Johan Gebhard het feest zeker niet had kunnen slagen. Hij was de Marabout of wel de groote Heilige en daar de vertooning die de Lucas-leden gaven een huwelijksfeest bij de Arabieren voorstelde en hij de bruidegom was zou zonder hem deze voorstelling niet mogelijk zijn geweest.. Gehuld in een groote bruine burnoes, de witte lahfaïa om ‘t hoofd, zag hij er zoo echt uit, sprak hij het Arabisch met zoo’n keelstem en kuste hij de bruid zoo deftig op ‘t voorhoofd, dat iedereen meende, dat hij voor deze gelegenheid uit zijn geboorteland, Arabië was overgekomen. Gebhard heeft trouwens ruim drie jaar in Algiers doorgebracht en had zich daar geheel en al ingeleefd, zoodat ‘t voor hem en Le Gras niet moeilijk was Arabieren voor te stellen.
rkd

[collapse]

Vrienden, sommigen werden later lid van De Tien.


Gerrit W. van Blaaderen
1873-1935, lid sinds okt 1904
Woonde Zevenenderdrift 35 Laren (van 1904-1906)
Gerrit schilderde Henk op zijn ziekbed
meer

Geboren te Nieuwer Amstel. Hij was leerling van H. Hulk en van W.F.A.J. Vaarzon Morel en studeerde daarna een jaar op de Tekenacademie te Antwerpen onder leiding van Vaarzon Morel.. Hij woonde en werkte in Amstelveen tot 1899, Parijs, Londen, Bloemendaal 1903, Huizen en Bergen. Hij tekende landschappen, stadsgezichten, stillevens en figuren en was een bewonderaar van Cézanne. In 1905 trouwde hij met de schilderes Riet Hoogendijk die welgesteld was.
Hij was lid van de schildersvereniging Arti et Amicitiae te Amsterdam. Van Blaaderen overleed in het Noord Hollandse Bergen op 10 september 1935. bron

Hij schilderde Henk op zijn ziekbed, 1905:

door GW van Blaaderen
[collapse]

Roland Larij
1855-1932, geen lid
meer

Geboren te Dordrecht. Henk en Roland zaten samen in een klas op de academie Julian, Parijs.
Geen typisch Dordts Impressionist, meer overgangsfiguur met een ontwikkeling van realisme naar impressionisme.
Ander palet dan de Haagse School; minder zwaarmoedig en verfijnder dan de andere Dordtenaren, eerder een zuidelijk coloriet.
Kreeg zijn opleiding aan de Antwerpse Academie.
Als Nestor en beminnelijk mens speelde Larij een belangrijke rol als stimulator, promotor en verdediger  van het ‘Impressionisme’ als nieuwe stroming in Dordrecht.
Werkte veel in het Brabantse Heeze.
Overleed 23 december 1932 te Dordrecht. Bron 

[collapse]
Jacob Dooijewaard
1876-1969
Woonde sinds 1901 op de Zijtak 24 in Laren.
Jaap Dooijewaard en Henk verbleven samen bij Arthur Briët eind 1904; Jaap schilderde Henk 
meer

Jacob Dooijewaard werd geboren op 12 augustus 1876 te Amsterdam als zoon van een decoratie en huisschilder. Al zeer jong kwamen zijn schildertalenten naar voren. Op tienjarige leeftijd maakte hij zijn eerste schilderijtjes op sigarenkistendekseltjes en zijn serieuze artistieke opleiding begon op zijn vijftiende jaar. Hij mag op woensdag- en zaterdagmiddag in het Rijksmuseum schilderen. Vader Dooijewaard wilde dat Jacon zijn akte tekenen behaalde om in zijn onderhoud te kunnen voorzien. Hij studeerde te Amsterdam aan de Quelinusschool, onder leiding van J. Visser. Daarna de Rijksnormaalschool onder J.D. Huibers en daarna de Kunstnijverheidsschool.

Al op negentienjarige leeftijd behaalde hij zijn M.O.akte tekenen en ging tekenlessen geven om het nodige geld voor zijn onderhoud bij elkaar te krijgen. Na zijn studietijd ontwikkelde hij zich tot een perfect klassiek naturalist en op zijn eenentwintigstejaar schilderde hij in die stijl de prachtige, gave portretten van zijn moeder en zuster Christine. Door zijn succesvolle deelname aan expositie’s in Amsterdam was hij staat om het leeraarschap er aan te geven.Toen hij daarop een vijfjarig contract kreeg van een kunsthandelaar, had hij voldoende achtergrond en zelfvertrouwen om een eigen atelier te huren aan de Amsterdamse Bloemgracht.

Dit betekende hard werken, maar tevens het begin van een turbulent bohemienleven met zijn vele schildersvrienden, waaronder Frans Langeveld, Derk MeelisManus van der Ven, de operazangers Van der Hoek en Orelio en zijn jeugdvriend Joop Siedenburg.Er werd behoorlijk gedronken en feest gevierd op de ateliers en als er bij Jaap niets te doen was, gingen de vrolijke gasten naar Frans Langeveld die een groot maar niet erg gerieflijk atelier had op de Egelantiersgracht. De jonge garde van de Amsterdamse schilders was destijds sterk onder invloed van Breitners impressionisme en ook Jaap Dooijewaard ontkwam daar niet aan.

Als echte Amsterdammer schilderde hij in die jaren veel stadsgezichten en interieurs met figuren, die onmiskenbaar die invloeden demonstreren. Hij wist echter aan zijn impressionisme een persoonlijke signatuur te geven. Deze werken, waaronder ook portretten, worden nog altijd als de sterkste kunstwerken uit zijn gehele oeuvre beschouwd.

Zijn vriend Frans Langeveld ging regelmatig naar Laren maar, Jaap schijnt nooit voldoende belangstelling voor dit landelijke gebied te hebben gehad om eens met hem mee te gaan. Dat hij als echte stadsschilder tenslotte toch in Laren belandde, kwam door toevallige omstandigheden. Frans en hij hadden een gezamenlijke vriend, de jonge dichter Van Slooten, die er wel wat voor voelde een tijdje rustig buiten te leven, maar veel geld mocht dat niet kosten en liefst ging hij niet alleen. Jaap Dooijewaard bood toen aan om met hem mee te gaan en Frans Langeveld, bekend in Laren, wist een heel klein huisje met een kamer bij de weduwe De Boer dat voor een bescheiden bedragje te huur was.

Het tweetal trok naar Laren en dit was voor Jaap de eerste kennismaking met het Gooi. De rust in dit landelijke dorpje was een geheel nieuwe ervaring voor de aan drukte en lawaai gewende stadsjongen en het beviel hem best. Van Slooten kreeg spoedig heimwee naar de grote stad en vertrok weer, maar Jaap besloot nog wat te blijven. Hij maakte kennis met de schilders in het kroegje van Jan Hamdorff, ontmoette daar meer Amsterdammers en was al spoedig in hun kring opgenomen. In 1899 ging hij met zijn vriende Frans Langeveld naar Parijs waar zij een kamer huurde op het toen nog zeer landelijke Mont Martre. Daar deden zij veel nieuwe indrukken op door het het bezoeken van Musea en contacten met eigentijds schilders.

In 1903 vestigde hij zich in Laren en maakte daar een ordentelijk atelier en begon er te schilderen. Kort daarna kwam ook zijn vriend en collega Manus van der Ven bij hem inwonen. Daar maakte Jacob zijn bekende ‘Rode breistertje’. Dit was zijn schoonmaakster Jansje Puyk (zij trouwde later met van M.van der Ven) die onder andere voor dit schilderij voor hem poseerde. Kort nadien kreeg hij voor dit werk de Willinck van Collenprijs.

Jaap had al spoedig ontdekt dat in Laren voor een goed schilder grote mogelijkheden waren en hij begon zich te interesseren voor het boereninterieur. Het duurde niet lang of zijn Amsterdamse vrienden werden nieuwsgierig waar hij bleef en hoe hij het maakte. Frans Langeveld en Joop Siedenburg waren de eersten die poolshoogte kwamen nemen, vergezeld van een grote hoeveelheid pils en hun bezoek werd een echt Amsterdams drinkgelag! De volgende dag liet Siedenburg een piano aanrukken want bij drank en feest hoorde muziek, zei hij. Het bleef natuurlijk niet bij dit ene bezoek want Jaap was populair in Amsterdam en meer van zijn oude vrienden kwamen naar hem toe. Al was het oorspronkelijk niet zijn bedoeling geweest, het zag er nu naar uit, dat Jaap niet meer naar Amsterdam terug zou keren. Dit vrije en landelijke leven had hem in zijn greep.

Toch was hij nog onrustig en ongedurig en na een korte samenwerking met De Court Onderwater, ging hij samen met Douwe Komter werken met de Nunspeetse interieurschilder Briët en trok met deze naar Limburg, Brabant en Drenthe. Maar daarna keerde hij weer terug naar Laren in 1914 en betrok een atelier achter de boerderij van Van de Brink op het Zevenend. De boerderij is afgebroken en op dit moment is het kantoor van Joop van den Ende daar gevestigd.

Bron
Dooijewaard schilderde De Court in 1901:

portret van Hendrik de Court Onderwater, gedateerd 1901 Door Jacob Dooijewaard
door J Dooijewaard
[collapse]

Jhr Jac C. Snoeck
1881-1921
meer

geboren te Den Haag. Hij was leerling van de Haagse Academie en kreeg lessen van Sierig en van de Academie voor beeldende Kunst in Den Haag 1900-1904. Aanvankelijk schilderde hij binnenhuisjes en kerkinterieurs. Na zijn verhuizing naar Laren wijdde hij zich vooral aan het schilderen van Larense binnenhuisjes en boereninterieurs.

Hij woonde en werkte In Den Haag, Aerdenhout en Laren (op de Naarderstraat 608, Adresboek: Laren-Blaricum 1914/1916!). Literatuur; Plasschaert ‘Hollandse Schilderkunst’ Snoeck was lid van ‘Arti et Amicitiae’

Hij overleed 8 december 1921 te Laren.
Bron

[collapse]

David Schulman
1881-1966
lid van 1906-1909
Woonde Torenlaan 57 villa ‘Beukenroode’
meer

(in 1956) geboren te Hilversum. Zijn vader Lion Schulman schilderde zelf ook en had in Hilversum en later in Laren een kunsthandel en verkocht daarnaast ook verfmaterialen. David kwam daardoor reeds op jeugdige leeftijd in contact met de in die jaren bekende schilders als hij de bestellingen aan hen ging afleveren onder andere Albert Neuhuys die in de gemaakte tekeningen David als een toekomstig schilder zag. Hij adviseerde Schulman sr. om zijn zoon David te laten schilderen. Schulman bekwaamde zich verder door zelfstudie. In 1898 verhuisde de winkel naar Laren. Zes jaar later in 1904 exposeerde David zijn eerste schilderij op de tentoonstelling van de vereniging “Arti et Amicitiae te Amsterdam.

David Schulman maakte landschappen met vaak een voorkeur voor besneeuwde landschappen, maar schilderde ook portretten en stillevens. Hij was lid van de verenigingen Arti et Amicitiae, de Gooische Schildersvereniging, St. Lucas, Pulchri Studio te ‘s-Gravenhage en de Club van Tien.

In 1913 werd in opdracht van Schulman het woonhuis ‘Beukenroode’ gebouwd door archtect Elzinga. Schulman schilderde in impressionistische stijl en vooral succes met zijn door zon beschenen landschappen. Voordat hij de villa ‘Beukenroode betrok had hij zijn atelier samen met andere kunstbroeders in het schildersatelier ‘De Vlasschuur’.

Hij exposeerde bij Kleykamp te Den Haag in 1930, bij Van Eyk te Rotterdam en in Eindhoven, Groningen, Leeuwarden etc. Ook in het buitenland onder andere in België, Engeland, Noorwegen, Verenigde Staten, Italië en Agentinië. In 1933 werd er een tentoonstelling van zijn tekeningen in het Stedelijk Museum te Amsterdam gegeven.

Schulman kreeg een groot aantal onderscheidingen; de Willinck van Collenprijs in 1909, een bronzen medaille op de tentoonstelling te Santiago inn 1910, een zilveren medaille op de internationale tentoonstelling te San Francisco in 1915, de gouden medaille van “St. Lucas” ter gelegenheid van het 25-jarig bestaan van deze vereniging in 1930, de “Extra Premie” (geldprijs) op de najaarstentoonstelling van “Arti et Amicitiae in 1936 en de gouden medaille van H.M. de Koningin in 1939. In 1955 werd Schulman benoemd tot Ridder in de Orde van Oranje Nassau.

Verder had hij diverse bestuursfuncties en was een groot organisatietalent; hij was afgevaardigde van de Nederlandse Tentoonstelling in het Museum van Folkestone in 1925 en voor de Nederlandse Tentoonstelling te Antwerpen in 1938. Hij was lid van de tentoonstellingsjury ter gelegenheid van het 300-jarig bestaan van de Amsterdamse Universiteit, Stedelijk Museum 1932. Ook was hij lid van de Centrale commissie van Advies te ‘s-Gravenhage en voorzitter van de tentoonstelling “Schilders van Nu” in het Stedelijk Museum te Amsterdam. Tenslotte was hij lid van de Rijksaviescommissie schilderkunst, Rijkscommissie Eregelden, Gooische Commissie voor Sociale Kunstopdrachten 1955-1961.

David Schulman overleed 21 oktober 1966 te Laren. Bron 

[collapse]


J. Albert Neuhuys
1844-1914
Naarderstraat 50 in Laren
meer

te Utrecht geboren. Op 16-jarige leeftijd, toen Neuhuys nog zeer ongeoefend was, schilderde hij reeds een zelfportretje op zo’n rake brede wijze, dat het aan een veel latere periode herinnert; zo zat het schilderen in het bloed. Ook het ‘gelikte’ portret die hij maakte van wijlen Beets, ofschoon naar een foto geschilderd, was zo sprekend van expressie dat Beets zelf oordeelde, alsof hij zelf onbewust op de ‘kansel’ voor de schilder zou hebben geposeerd. Dit verhaal is een specimen uit Neuhuys jeugd, toen hij in zijn vaderstad op bestelling van een boekhandelaar, talrijke portretten naar foto’s schilderde `a raison van ƒ 25,=

Neuhuys was door zijn opleiding sterk gebonden aan de romantische kunst. Het maatschappelijke milieu waar hij uit voortkwam zal mogelijk ook wel enige invloed hebben gehad op de ontwikkeling van zijn latere, beeldende visie. In het impressionisme, waar hij door Jacob Maris kennis mee maakte, zag hij verruimende mogelijkheden. Hij ontwikkelde een gematigde, impressionistische schilderstijl maarin tegenstelling tot de bewogen en actieve dramatisering, het impressionisme eigen, voelde hij zich niet geroepen de realiteit van het leven onverbloemd tot uitdrukking te brengen en daar een te sterk accent op te leggen.

Hij was de eerste kunstenaar die in 1877 naar Laren kwam, daarop attent gemaakt door Jozef Israëls. Eerste werkte hij in “De Vlasschuur” en in 1883 vestigde hij zich definitief in Laren in een villa aan de Naarderstraat 50 naast het huis van zijn latere buurman Anton Mauve die hij in 1882 attent gemaakt had op Laren.

Zijn meesterschap bestaat daarin, dat hij bijna onnavolgbaar een zuiver evenwicht wist te vinden tussen zijn romantische- en realiteitsgevoelens. Hij werd nooit week, zoetig of melo-dramatisch, maar ook nooit hard of bruut realistisch. In deze visie stond hij niet alleen onder zijn tijdgenoten, maar hij was wel onbetwistbaar een der groten.Het is vanzelfsprekend dat zijn kunst vooral een aantal gelijkgestemde kunstenaars naar Laren trok. Zijn stijl, die bepalend is geworden voor de Larense of Gooise interieurkunst, werd door jongere en meer consequent realistische impressionisten in ons land vaak als halfslachtig beoordeeld vanwege de romantische aspecten. Daardoor kwam na 1900 de Larense kunst in een wat geïsoleerde positie te staan ten opzichte van de algemeen veldwinnende realistische en experimentele stromingen in de Nederlandse kunst.

Albert Neuhuys, de kleine wat hooggeschouderde man, had als kunstenaar gezag. Hij was een voorbeeld voor vele jongere Larense schilders. Het succesvolle kunstenaarsleven van Albert Neuhuys werd afgebroken toen hij op 6 februari 1914 te Locarno overleed. Nog heel lang daarna echter bleef de kunst van deze meester invloed uitoefenen op vele na hem komende Gooise schilders. Ter nagedachtenis is er in Laren een straat “Neuhuysweg” naar hem genoemd.Bron

[collapse]

Nico van Harpen, kunsthandelaar/journalist
1858 – 1931
meer


Hij schreef recensies, o.a. over Henk de Court onderwater.
De oud-journalist Nico van Harpen vestigde zijn kunsthandel ‘De Larensche Kunsthandel’ op 1 mei 1905 in ‘Villa Mauve’ aan de Molenweg 420a. In 1907 werd een tweede vestiging geopend in Amsterdam. Van Harpen bracht vanaf 1906 ook een bulletin uit: ‘Het Land van Mauve : bulletin van den Larenschen Kunsthandel’. Eerder schreef hij in ‘Boon’s Geillustreerd Magazijn’ de artikelenreeks ‘Het land van Mauve, Laren en zijn schilders’. In 1915 sloot Van Harpen een contract met de schilder Jan Mankes en kreeg daarmee het eerste recht van aankoop op diens schilderijen. In ruil garandeerde hij Mankes een vaste afname. Omstreeks 1924 stuurde Van Harpen vragenlijsten naar vele contemporaine schilders, teneinde gegevens te verzamelen voor het ‘Maandblad voor Beeldende Kunsten’ en eventueel later een bundel ‘zelf-biografiën’. Hij vroeg de kunstenaars een foto of getekend zelfportret toe te voegen en zo mogelijk een foto van een schilderij dat het werk van de kunstenaar het meest karakteriseerde.
bron Meer info bij Historische kring Laren

[collapse]

Arthur Briët
1867-1939, woonde in Nunspeet
Henk en Jaap Dooijewaard verbleven bij hem eind 1904
meer

Arthur Henri Christiaan Briët werd op 25 januari 1867 in Indonesië op het eiland Java geboren.
Hij overleed in Nunspeet op 23 februari 1939.

Arthur Briët kreeg in zijn jeugd tekenlessen van J. Hoevenaar Wzn. in Utrecht. Tussen 1884 en 1888 studeerde hij aan de Teken Academie van Antwerpen, maar tevens kreeg hij in Mechelen les van A. Struys.

Hij schilderde, aquarelleerde en tekende figuurstukken zoals Javaanse danseressen en veel boerenwoningen en landschappen.
Hij behaalde veel onderscheidingen en was lid van de kunstenaarsvereniging Arti et Amicitiae in Amsterdam.

Briët woonde en werkte tot 1884 in Den Haag en Utrecht en aansluitend in Antwerpen. In 1888 vertrok hij naar Parijs waar hij twee jaar bleef.
In 1890 ging hij naar Napels om later terug te keren naar België, toen Noord-Brabant, Utrecht en vanaf 1903 weer Den Haag.

Daarna vestigde Briët zich in Nunspeet.
Hij bezocht tussendoor zijn Gooise schildervrienden Jaap Dooijewaard en Douwe Komter in Laren en daardoor schilderde hij ook regelmatig in Laren.
Briët gaf raadgevingen aan W.S.A. van Velsen.

Bron
De Valk over Briet

[collapse]

Martin Borgord
1866-1935
Woonde in Laren bij de familie Singer op de Naarderstraat.
meer

Geboren in Guasdal in Noorwegen als zoon van Petter Klemethaugen en Johanne Oudensdotter Vasrus. Vader Klemethaugen kocht niet lang na zijn geboorte een boerderij die “Borgard” werd genoemd. Vaak werd in die tijd dan de naam van de boerderij overgenomen en de familie ging door met de veranderde naam Borgord. Niet precies gelijk maar de reden daarvan is onbekend. De ouders van Martin overleden al op zijn vijftienjarige leeftijd en hij werd verder opgevoed door een oom en tante in Oslo. Bij dit gezin kwam hij in contact met bekenden die naar Amerika waren geëmigreerd en waarschijnlijk werd Martin, door de verhalen over het land met de ongekende mogelijkheden, zodanig geïnteresseerd dat hij daar naar toe ging. Zijn voorliefde was om kunstenaar te worden. In Pittsburgh op de kunstacademie kwam hij in contact met medeleerling William Henry Singer, zoon van een staalhandelaar die miljonair was geworden tijdens de burgeroorlog door het leveren van staal. Beide mochten elkaar en dat uitte zich in een levenslange vriendschap.

Hij studeerde in Parijs bij Jean-Paul Laurens en W.L. Chase in New York. Naderhand is Martin Borgord in 1901 met William Singer en zijn vrouw Anne naar Laren gekomen waar hij woonde en werkte in de villa “De Zwanen” die de familie Singer daar had laten bouwen.
Hij was een prominent schilder van Landschappen, portretten, stillevens en havengezichten en later beeldhouwen. Zijn schilderwerk behoorde tot het realisme, een zeer nauwkeurige weergave van het geschilderde onderwerp, bijna als de scherpte van een foto. Als beeldhouwer liet hij zich sterk beinvloeden door Auguste Rodin (1840-1917). Martin Borgord werd begraven op het St.Janskerkhof op de algemene begraafplaats in Laren.

bron
Het lijkt alsof Henk Borgord heeft getekend:

[collapse]

Otto van Tussenbroek
1882-1957, lid van dec. 1908 – okt 1915.
meer

geboren te Leiden en overleden te Blaricum. Was de zoon van notaris O.W.P. van Tussenbroek en de Britse Katie Southernwood. Hij groeide op in Dordrecht waar hij bevriend raakte met Dirk Nijland, de zoon van de gefortuneerde kunst- en antiekverzamelaar Hidde Nijland. In diens huis hingen schilderijen van moderne kunstenaars als Van Gogh en kwam Jan Toorop over de vloer. Toorop werd Van Tussenbroeks grote held. Hij begon een studie voor het notariaat en werkte korte tijd bij handels- en scheepvaartmaatschappij Müller van Anthon Kröller. Toch koos hij – net als zijn vriend Dirk – voor een bestaan als schilder en trok hij naar Parijs. In Nederland nam hij deel aan verschillende exposities met bloemschilderijen, landschappen, Parijse stadsgezichten en karikaturen. […] Van Tussenbroek was een groot publicist. Op zijn achttiende schreef hij al in de Dordtsche Courant. Daarna volgden Onze KunstElsevier’s Geïllustreerd Maandschrift, De Hollandsche RevueVragen van den Dag en De Groene Amsterdammer. Bron Lid van Pictura in Dordrecht, volgde opleiding aan de Academie Julian in Parijs tussen 1905 en 1908 volgens bron. Van 1905 tot 1915 woonde hij ook in Laren. meer info
Vermoedelijk is hij O.V.T. die een aardige necrologie nav overlijden Henk schreef.

[collapse]