We zochten en vonden op internet de tentoonstellingen waar hij aan deelnam. Uit correspondentie weten we ook dat kunsthandelaar A. Preijer zijn werk goed verkocht in Amerika. Klik op de afbeelding, vaak staat er nog meer informatie onderaan.
We plaatsten de schilderijen bij elkaar, de tekeningen en de schetsen. Daarnaast deelden we het werk in op thema: (zelf)portretten, portretten, gezin, binnenshuis interieurs, buitenshuis en grafisch werk.
We hebben goed in beeld welk schilderij in welk museum hangt en vooral bij wie het thuis hangt, soms hebben we alleen een foto van een veilinghuis. Overzicht
Onder de atelierfoto’s maakte ik een chronologisch overzicht van de exposities waar hij zijn werk voor instuurde. Soms was het tijdstip duidelijk door de datering van een brief, of de aankoopdatum van een museum. In de rechterkolom staat soms een recensie of beschrijving, waardoor we het werken herkenden.
Bron: in een grote loods met glazen dak en houten, niet geheel afgesloten zijwanden.
Datering 1900 op beide tekeningen; bron beeldbank reg. archief Dordrecht
1902: 4 mei -22 juni. Rotterdam, Tentoonstelling van Leevende Meesters. Vierjaarlijkse tentoonstelling van Kunstwerken Bron (pag. 7, nr 42)
1 augustus 1903: Oprichting De Tien. Henk werd penningmeester en was één van de 9 leden van deze Club van Schilders.
Bron: Nieuws van de dag, 3 augustus 1903:
WETENSCHAP EN KUNST.
Onlangs heeft zich te Laren (Gooiland) gevestigd eene Club van Schilders, in Gooiland woonachtig. Het doel is: groepsgewijze te exposeeren. Deze club draagt den naam van “De Tienen”, omdat het hoogst getal leden tien mag, zijn. Voorloopig hebben zich slechts negen aangesloten, namelijk de heeren: Aug. Legras, S. Deutman, H. C. de Court Onderwater (als president, secretaris en penningmeester); voorts de heeren L. van der Tonge, Broedelet, Van Schooten, Wolter, Van Beever en Gebhard.
Thans heeft deze club eene tentoonstelling saamgesteld te Hilversum, in het lokaal voor wame-spijs-uitdeeling, aan het Melkpad, welk lokaal keurig voor dat doel is ingericht. De tentoonstelling bestaat uit etsen, aquarellen en schilderijen, te zamen 54 in getal, waaronder vele taferelen uit Gooiland.
Heden, 1 Augustus, is de tentoonstelling geopend; zij zal veertien dagen duren. Het voornemen is, na afloop van de vierjaarlijksche tentoonstelling te Amsterdam, eene te houden te Dordrecht.
Vanaf augustus 1903: Diverse tentoonstellingen van de dan net opgerichte Club van Tien, de eerste tentoonstelling vindt plaats in Hilversum, van 2 tot en met 16 augustus 1903, in de grote zaal van ‘het gebouw der spijsuitdeeling’, ook wel aangeduid als de ‘soeploods’. Daarna volgen tentoonstellingen in Groningen, Apeldoorn, Zutphen en Deventer.
Algemeen handelsblad van 23 sept. 1903 noemt het: een moeder met kind met goed licht erin
Wikipedia over deze tentoonstellingen van Kunstwerken van Levende Meesters
Het werd georganiseerd tijdens de Feestweek voor 25 jaar Koningin- moeder Emma.
Bron affiche
STADSNIEUWS. Fancy-fair.
Voorbereidselen. We willen weer eenige nadere bijzonderheden meedelen. Ten eerste, het publiek inlichten omtrent een belangrijk punt: het te dragen toilet. De president van het comité schrijft voor: visitetoilet in den Schouwburg zoowel als op de fancy-fair.
Gisterenmorgen om tien uur reeds stond het vol menschen voor het plaatsbureau; de Schouwburgzaal is voor Donderdagmiddag bijna uitverkocht. De leden der commissie staan nu dezen dan genen te woord, de heer Den Tex houdt voortdurend audiëntie, de heer Cuijpers is bijna niet meer te vangen.
“Herrie, herrie, herrie!" was alles, wat we vanmorgen uit hem konden krijgen.
En dat is het juiste woord voor den toestand op het oogenblik. In de groote zaal is tot nu een chaos van stukken timmerwerk, halve tentjes, meters-lange lappen doek. De pilaren worden in vierkante geornamenteerde kastjes geborgen, de bloemtent staat al ongeveer en nog worden massa's planken aangedragen, de verf wordt in emmers omgeroerd, een jongmensch zit voor een naaimachine grof linnen te naaien. In de buurt van Arabië ontmoeten we mannen met opgestroopte mouwen of gekleed in witte jassen, gezicht en haar en handen wit, alles wit van de gips. Hier zijn de beeldhouwers in hun element. En de schilders vinden het ook een heerlijk werkje voor de variatie eens te verven.
De harem op het marktplein is al gereed, beschilderd met goud en rijke kleuren. Boven alle poorten staan Arabische opschriften te lezen, beteekenend: „Allah zij met I" ', of “Allah de Grootste".
Terwijl de heer Hesselink mij rondleidt en toont waar de pottenbakker en de goudstikker komen te zitten, waar de Bedouïnentent zal zijn, komt een echte Arabier uit Tunis met hem spreken over de waren, die er verkocht zullen worden. In de straat, naar het Marktplein komen namelijk tentjes met snuisterijen, vruchten, noga enz.
Die echte Arabier speelt nu een groote rol, maar als de vertooning aan den gang is, dan doet hij niet mee. Dan zijn 't bijna allemaal Nederlandsche kunstenaars, die voor Arabieren spelen.
Het zijn, behalve de heeren Hesselink en Poort, de heeren Legras (die zes jaar in Arabië gewoond heeft en volgens wiens teekeningen en ontwerpen deze afdeeling geheel wordt ingericht), Gebhard (de groote “Heilige"), Monnickendam, Reyenga, Breman, Deutmann, Simon Mans, Bourgignon, De Vries, Krabbé, Hanau, Stroth, Van Blaaderen, Garms, Knap, Van Beever, Van der Tonge, Court Onderwater, Philippona Fastbender, Langeveld, Spoor en Smout. De dames, die hier meewerken, zijn mej. Van Dantzig (de bruid van den Grooten Heilige), mevrouw Krabbé, mejuffrouw De Meijere en mejuffrouw Dake.
Behalve de vertooning van de bruiloft zal men er dansen kunnen zien, b. v. de Fantasia en ook vrouwendansen.
De harem is alleen toegankelijk voor dames.
Op het Marktplein zullen kinderen op Arabische ezeltjes kunnen rondrijden; wat zal het daar gezellig en schilderachtig zijn!
Maar heel schilderachtig zal ook worden de kamer van Jan Steen, waaraan weer andere kunstenaars hun beste krachten wijden.
Jammer, dat die zoo ver van Oud-Holland af ligt, want daar hoorde zij toch eigenlijk thuis, maar dat kan zeker niet anders.
In deze afdeeling werken mee de schilders Prins, Van Oort, Hulk, Frankfort, Reicher, Van Kesteren, Nijenhoff, Dekker, Overmen, Hobbe Smith en Gorter. En behalve mevrouw Kappeyne van de Coppello, mevr. Nijenhoff, mevr. Kogel, mej. Osieck, mej. Versteegh, mej. Hulk en mej. Prins.
De eene wand van de kamer wordt gevormd door een prachtig stuk oude eikenhouten lambriseering, te leen uit het Panoramagebouw. Daartegenover komt een schouw met tegels, daarboven een balustrade, waarop muzikanten zitten.
Donderdagmiddag wordt hier een dans uitgevoerd door eenige jongelui: de jongedames Hulk en Prins, en de heeren Osieck, Dake, Gerdes en Hartmann. Daarbij zal de heer Nijenhoff, gezeten op een ton, muziek maken.
Er zal in dit echte Jan Steen-interieur een bijzonder heerlijke en toch goedkoope Rijnwijn geschonken worden in groote oude bokalen; verder worden er oud-Hollandsche pijpen verkocht en oud-Hollandsche liedjes.
Op een uithangbord, dat voor de kamer komt te prijken, zal men kunnen lezen:
Hoe staat gij stijf en ziet,
Gij zijt mijn broer, kent gij mjj niet?
Serviteur, mon frère.
een kopie van een echt uithangbord uit de 17e eeuw.
Op den achtergrond van de kamer komt een klein tooneeltje, waar Jan van Oort zijn geestige Chat-Noir zal vertoonen. Hierbij wordt muziek gemaakt door den heer J. Beyrlee. O. a. wordt de intocht van H. H. M M. te Amsterdam in 1898 vertoont. H. Hx.
Ik vond nog een tekst, nu van H.M. Krabbé:
Toen ik daareven van het Oostersch feest op de Fancy-fair gewaagde en van de beide ontwerpen van het Arabisch dorp sprak, had ik moeten bedenken dat zonder Johan Gebhard het feest zeker niet had kunnen slagen. Hij was de Marabout of wel de groote Heilige en daar de vertooning die de Lucas-leden gaven een huwelijksfeest bij de Arabieren voorstelde en hij de bruidegom was zou zonder hem deze voorstelling niet mogelijk zijn geweest.. Gehuld in een groote bruine burnoes, de witte lahfaïa om 't hoofd, zag hij er zoo echt uit, sprak hij het Arabisch met zoo’n keelstem en kuste hij de bruid zoo deftig op 't voorhoofd, dat iedereen meende, dat hij voor deze gelegenheid uit zijn geboorteland, Arabië was overgekomen. Gebhard heeft trouwens ruim drie jaar in Algiers doorgebracht en had zich daar geheel en al ingeleefd, zoodat 't voor hem en Le Gras niet moeilijk was Arabieren voor te stellen.
Bron
BEELDENDE KUNST. Tentoonstelling in „Arti”. Tot de portretten wensch ik ook te rekenen de beeltenis van een “Oude vrouw”, een boerin, met wit mutsje en halsdoek, door den veelbelovenden jongen schilder De Court Onderwater, naar ik meen een Dordtenaar van geboorte, evenals Jan Veth. Zou de oude glorie van de Merwestad in haar schilders weer gaan glanzen? Dat boerinnetje met haar bleek, ietwat bloedeloos teint en roode randjes om de oogen is lang niet een type van landelijke schoonheid of welvarendheid en eer een ziekelijke verschijning. Doch de kunstenaar heeft het wijfje met zooveel sympathie bestudeerd, zoo fraai en doorwrocht geschilderd, dat men haar beeltenis niet met onverschilligheid kan aanzien. De ziel, het wezen van het bloedarme oudje, boeit ons onwederstaanbaar. Bovendien is het stuk meesterlijk geschilderd. Reeds nu heeft de gelaatskleur dat email-achtige, dat aan oude kunst soms zulk een bekoorlijkheid geeft. Met veel overleg en smaak heeft De Court Onderwater haar misschien bij haar kostuum ook wenken gegeven. Wat staat dat randje roode baai boven den halsdoek uitkijkende, fraai bij het wit en de bleeke vleeschkleur. Gaat Onderwater in die richting door, dan zal hij op onze tentoonstellingen een voor velen aantrekkelijk inzender zijn. A. 0. LOFFELT.
Ik lees juist vanavond in de courant dat ik de Willink van Collen-prijs heb gekregen in Arti et Amicitiae met H. Luns en Wolter de laatste een goede vriend van me.
Het doet me verduiveld veel genoegen vooral omdat het is met een oud vrouwtje dat al zo moeilijk is er iets goeds van te maken. Nu zal ik het wel verkopen aan de verloting ook.
Het is een begin van het jaar en hoop ik nu maar dat het een beetje beter zal gaan….”
Op 28 december 1904 wordt dit werk verloot door Art et Amicitia, het bedrag is bestemd voor een jonge kunstenaar. Notaris Miseroy wordt de eigenaar.
Hij heeft het mogelijk geschilderd in Rijsoord volgens E. van Dooremalen (onderzoeker schildersdorp Rijsoord). Zij schreef ons: “De krullen en de witte hoofddoek (een soort keuvel) behoren bij een Zuid-Hollandse klederdracht. Klederdracht die ook nog rond 1900 in Dubbeldam werd gedragen, maar ook op het IJsselmonde en in de Hoekse Waard. Rond 1900 kwamen vele (buitenlandse) kunstenaars naar de kunstenaarskolonie Rijsoord (tussen Dordrecht en Rotterdam) om dit soort klederdrachten te schilderen.
De melkschenkster
De studie: “Marretje”, een portret, de kleur ervan is uitmuntend, en het kwijnende in den melancholieken kop is wonderwel uitgedrukt.
Welk werk zou dat zijn? Het lijkt nog niet in onze verzameling te zitten.
4 Larensche binnenhuizen, waarop moeders en kinderen en lichteffect bron. Mogelijk naast het Larens binnenhuis en Melkschenken ook deze hieronder.
Op 30 juli 1904 heeft hij Marretje, Kippenvoeren en de melkschenkster verkocht bron
1904: 14e wereldtentoonstelling St Louis (Missouri) 30/04/1904 – 01/12/1904: zilveren medaille, gekregen in 1905.
Catalogus
Kritische recensie over de hele najaars Arti expositie (november-december) in Amsterdam, dd 12-11-1904. Bron Algemeen handelsblad
Het te Zutphen geëxposeerde »Interieur« is een aantrekkelijk schilderijtje. Een boerenvrouwtje schenkt melk over, terwijl een kleine poes de op den grond gevallen druppels weglikt. Warm licht valt door het keukenraampje, en versterkt de tegenstellingen door mooie, rijke kleuren.
1905, feb. Dordrecht, Henk heeft werk met interieurs ingezonden, volgens het krantenberichtje.
1905: Luik, 15e wereld tentoonstelling. (27 april – 6 november; hier heeft hij niet aan deelgenomen, was het wel van plan)
Een recensent beschreef: “Voor den spiegel” alsvolgt: “Het van kleur zo deftigen figuurstuk, als fluweel zo diep is het zwart van rok en jak dezer boerenvrouw voor den spiegel in haar eenvoudige wooning met den witten wand, welke, rijp van toon, prachtig samenstemt met het zwart.”
Mogelijk gaat het om dit werk? Volgens de eigenaar niet: de muur is niet echt wit en rok en jak niet zwart.
In 1938 is de Oude Vrouw voor deze expositie uitgeleend door mevr. Miseroy, dochter van de eerste eigenaar, notaris Miseroy